weelde
een ronduit rondborstige waardin
schonk ons loom haar glazen in
droeg de weelde van haar jonge jaren
overvloedig met zich mee
als een schip dat traag gaat varen
op een rimpelloze zee
in haar ruim driehonderd maagden
die haar droevig lot beklaagden:
de grote dorstigen te laven.
ver weg altijd dichter
zo dichtbij zo ongehavend
ongehinderd varen wuivende helden
de klapperende zeilen steeds lichter
in de lauwe zomeravondwind; zelden
blies weelde zo'n wulpse, zo'n weelderige zin.
we slapen aan land
maar dromen op het water
we leven aan de achterkant
we sterven nooit meer, later.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten