Behoeder van het kleine leven
Ik werp me op als de behoeder van het fragiele leven
Van planten die kleintjes kreunen onder het geweld
Van droogte, arme grond en felle stormen
En kromgebogen staan te trillen en te beven
De bijna doden breng ik er weer bovenop
Meestal, want ook als mijn handen al eens willen falen
mijn ijzersterke wil geeft het nooit op
Zo draagt mijn ego bij
Aan het voortbestaan van het diverse menselijke ras
Bij het schoppen en het spitten spaar ik mieren en pieren
En mollen laat ik met plezier in weiden sollen
Laatst zat in de kelder van mijn schuur een salamander
Genoegzaam overwinterend mijn bezorgdheid te negeren
En had een hazelworm mijn mesthoop tot woonst verkoren,
hoewel vaak uithuizig toch nog mooi tesaam met zijn gezin,
zo wil ik aannemen, en met zijn trouwe vrouw
Met wie hij ‘t nog altijd doet zolang de mensen hem niet storen
Bron Wikipedia - De hazelworm (Anguis fragilis) is een pootloze hagedis. |
De klimmer in mijn klinkertuintje smeek ik ’s morgens
Heel erbarmensvol Groei en bloei blijf groen Hou vol.
En die lieve kleine Walnoot Seifersdorfer die al twee jaar
Voor haar overleven vecht, bezoek ik elke dag in het
Verfrissende gezelschap van een gieter
Bronwater
Ik de voorvechter van de hopelozen
De sukkels en de sijsjeslijmers der natuur
Later,
als alles echt gedebetonneerd is,
Kan men mij om al mijn zachte wijs- en edelmoedigheid nog eren
Met piekfijn piepklein ingelijst een vreedzaam brokje bewapening uit nutteloos beton.
Roestig en taai op overleven ingesteld als al wat broos is
Maar liefst alleen postuum zoals het echte helden past
Wie zal zich dan herinneren hoe die planeet Aarde ooit begon?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten